Als je appelpitten zaait, dan kun je van alles krijgen: groot, klein, lekker, wrang. Daar en tegen zijn zaailingen over het algemeen vaak zoete appels. Zaailingen kwamen vroeger heel veel voor omdat fruit vaak onder de bomen bleef liggen, maar uit zaailingen is maar zelden iets goeds uit voorgekomen. Professor Sprenger heeft zijn hele leven kruisingen gemaakt, gezaaid en niet één goed ras gevonden.
Door een takje van een boom met goede vruchten te enten op een andere heb je opeens wel twee goede bomen !
Deze methode van fruitbomen vermeerdering is mogelijk door middel van Enten, Oogenten en Oculeren. Het is een methode van ongeslachtelijk vermeerderen, waarbij een deel van het ras zodanig wordt verenigd met een worteldragend deel, dat ze een nieuwe plant vormen. In de fruitteelt worden op deze wijze verschillende rassen met elkaar gecombineerd, zodat de beste eigenschappen van elk ras gezamenlijk voor een optimaal resultaat zorgen. Zelf fruitplanten vermeerderen is kostenbesparend, en het vergroot de mogelijkheden..
Cambium Voor succesvol enten is enige kennis van de opbouw van een boomtak gewenst. Het grootste gedeelte van een tak of stam bestaat namelijk uit dood hout. Het aaneengroeien kan dus alleen maar plaatsvinden als levende delen van de ent en de onderstam met elkaar in contact komen. Zodoende is voor het enten de cellaag het cambium belangrijk. De cambium laag is een dunne levende, zich voordurend delende, laag van waaruit de boom groeit. Naar binnen toe maakt het cambium houtcellen die langzaam afsterven. Het grootste gedeelte van de stam is dus doodhout. Naar buiten toe produceert het cambium bastcellen. Ook deze cellen sterven af en geven zo de schors die voor bescherming dient. Aan weerszijden van het cambium liggen vaatbundels voor water- en voedseltransport vanuit de wortels omhoog door de hele boom. Aan de buitenkant van het cambium liggen bastvaten die voedingstoffen uit de bladeren tot in de wortels door de hele boom transporteren. Deze actieve cambiumcellen spelen een belangrijke rol in het aaneengroeien van ent en onderstam. Bij alle entmethoden is daarom een goed contact tussen het cambium van de ent en de onderstam absoluut noodzakelijk.
Onderstammen Niet alle combinaties van fruitrassen en onderstammen zijn mogelijk. Een ent van een appel kan alleen maar op een appel geënt worden. Een ent van een peer kan op een peer of een kwee worden geënt. Tot ongeveer de helft van de twintigste eeuw werden zaailingen gebruikt als onderstam. Wil men hoogstamfruitbomen dan is het noodzakelijk hoogstambomen op zaailingonderstam toe te passen. Nu gebruikt men nog steeds zaailingen als onderstam voor hoogstamfruitbomen. Het wortelgestel wordt bepaald door de onderstam. De onderstam bepaald dus ook de groeikracht en vruchtbaarheid van de uiteindelijke boom. In 1925 is door professor Sprenger de type onderstammen bepaald.
De lengte van de onderstam beïnvloed ook de groeikracht van de erop geplaatste ent. Plaats je de ent op een korte onderstam dan krijg je een groeikrachtige ent. Plaats je daar en tegen de ent op een lange onderstam dan wordt de ent minder groeikrachtig maar maakt wel eerder vrucht. Dit kan wel één twee jaar schelen. Het beste kun je de gulden middenweg kiezen tussen een korte en lange onderstam in. Het voordeel hiervan is dat als de ent het niet doet je de onderstam volgend jaar, op de geplante plek, weer kunt gebruiken voor een nieuwe ent. Knip de niet aangeslagen ent eraf, plaats de nieuwe erop.
Invloed van de onderstam op de boomvorm |
Hoogstam
|
Kroon begint op 1.8 – 2.25 m.
|
Halfstam |
Kroon begint op 1.2 – 1.7 m |
Spil |
Totale hoogte maximaal 2.5m. Een spil heeft een rechte stam die doorloopt tot in de top van de boom. Toe te passen voor fruithaag |
Struik |
Kroon begint op 30 – 60 cm. Een struik heeft onregelmatige vertakkingen met een bolkroon |
. |
|
Onderstam voor Appel |
Zaailing
|
Groei is wisselend (> 5m), over het algemeen zeer sterk (hoogstam). Late vruchtbaarheid. Levensduur meer dan 60 jaar. |
|
Aanrader voor amateurgebruik en verzamelaars van oude rassen voor hoogstam en halfstam. Vaak toegepast de Bittenfelder.
|
M |
Malling. De naam van het onderzoek station in Eastmalling |
MM |
Malling Merton. Kruisingen van de M onderstammen met de Northern Spy appel |
M4 |
Zaailing. Iets meer groeikracht dan MM106 Voor hoge leivormen |
MM106 |
Groei is middelsterk (4-6 m halfstam). Geschikt voor alle boomvormen en rassen. |
MM111 |
Groei is sterk (6-8m hoogstam). Geschikt voor hoogstam. |
|
Iets meer groeikracht dan M26 Voor lichte droge grond |
|
Aanrader voor amateurgebruik en verzamelaars van oude rassen voor halfstam. |
M1
|
Groei is tamelijk zwak (2.5 m Struik). Dragen vrij vroeg. Alleen toe te passen op zeer goede grond en bemesting. |
|
Levensduur minder dan 20 jaar en wordt afgeraden voor hoogstam. |
M26
|
Groei is tamelijk zwak (2.5 m struik). Dragen vrij vroeg. Alleen toe te passen op zeer goede grond en bemesting. |
|
Iets meer groeikracht dan M9 toch klein boompje |
|
Levensduur minder dan 20 jaar en wordt afgeraden voor hoogstam. |
M7, M9 |
Groei is zeer zwak. (1.5 m). Leveren snoeren. Dat is 1 tak vanuit de grond die aan draden wordt aangebonden |
|
Spil. Iets meer groeikracht dan M27. Voor klei- en humusrijke grond |
|
Levensduur minder dan 20 jaar en wordt afgeraden voor hoogstam. |
M27 |
Groei is zeer zwak. (1.5 m). Leveren snoeren. Dat is 1 tak vanuit de grond die aan draden wordt aangebonden |
|
waaraan de appels groeien. Alleen toe te passen op zeer goede grond en bemesting. |
|
Levensduur minder dan 20 jaar en wordt afgeraden voor hoogstam maar met een M27 kleurt de appel beter en mooier. |
M106 |
Voor lichte zandgronden doordat deze een dieper en uitgebreider wortelgestel ontwikkelen |
M111 |
Voor vrij lichte en vrij droge gronden |
B9 |
Nieuw rood hout. Minder vorstgevoelig |
. |
|
Onderstam voor Peer |
Zaailing
|
Geeft sterke groeikracht, vormt een diep en uitgebreid wortelgestel, voor vele grondsoorten en lange levensduur. Aanrader voor amateurgebruik en verzamelaars van oude rassen voor hoogstam en halfstam. Halfstammen met een zaailingonderstam worden net zo breed als hoog. . |
KweeAdams
|
Groeit wat sterker dan Kwee MC |
Kwee MA
|
Groei is zwak. Voor een kleine boom, is snel vruchtbaar. Af te raden voor hoogstam. Geschikt voor leibomen |
Kwee MC |
Vruchtbare onderstam met een matige groeikracht. Een vroege vruchtbaarheid. Boom wordt niet groot. Zeer vorstgevoelig. Massaal bevroren in 2013 |
. |
|
Onderstam voor Pruim |
Zaailing
|
Wordt afgeraden door groeikrachtverschillen |
Brompton |
Groei is zeer sterk. In de vierdejaar dracht |
St. Julien A |
Matig tot sterke onderstam. Een aanrader. Vroeg vruchtbaar |
VVA-1 |
Zwakgroeiende onderstam. Geeft een groeireductie van 40 à 50% tov. 'St. Julien A' |
. |
|
Onderstam voor Kers |
Limburgse Boskriek |
Geeft een sterke groeikracht aan de boom |
F12/1 |
Zeer sterke groeikracht |
Colt |
Tamelijk sterke groeikracht |
Weiroot 13 |
Matige groeikracht |
GiSelA-5 |
Matige tot tamelijk zwakke groeikracht (Gießen Selektion Artkreuzing) |
GiSelA-6 |
Iets groeikrachtiger dan GiSelA-5 |
GiSelA-3 |
Minder groeikrachtig dan GiSelA-5 |
. |
|
|
|
|
|
Toegepaste onderstammen met (%) groeikracht tov. zaailing |
Fruitsoort
|
Hoogstam |
Halfstam |
Laagstam |
Appel |
Zaailing (100%) M16, MM111 (75%)
|
MM106 (< 50%) |
M9 of M17 ( <20%) |
Peer |
Zaailing (100%) |
Zaailing (100%) |
Kwee C (<20%) |
Pruim |
Brompton en Myrabolan en |
St.Julien A (75%) |
VVA-1 (<25%) |
|
Zaaling St. Julien C (100%) |
|
|
Kers |
Prunus Avium (100%) |
Prunus Avium, Colt (<50%)
|
Gisela 5 (<25%) |
|
|
|
|
Tussenstammen Het is ook mogelijk om de ent van een gewenst ras niet direct op een onderstam te enten. Er wordt dan eerst een tussenstam op de onderstam geënt en later wanneer de de tussenstam op kroonhoogte is wordt het uiteindelijke ras daarop gezet.
Reden voor gebruik van een tussenstam: - Onderstam en ent van gewenste ras zijn niet met elkaar te verenigen. - Gewenste ras heeft een te zwakke en hangende groei voor het vormen van een redelijke stam. - De tussenstam geeft weerstand tegen ziektes. - De tussenstam beïnvloed gunstige eigenschappen zoals de vruchtbaarheid. - Men wil snel een volgroeide, dragende boom. Dit geeft een flinke tijdwinst.
Kersen zomerenting in augustus tot en met september. Vanaf het ogenblik dat krachtige, afgerijpte jonge, één jarige kersentwijgen ter beschikking zijn, kunnen kersen worden veredeld, met beter gevolg dan bij de winterenting. Zomerenting biedt voor kersen grote voordelen. Er hoeft geen enthout bewaard worden. Daarbij zijn deze enten tegen de winter al goed aangegroeid en blijven de knoppen slapend.
In het voorjaar groeien deze zomergeënte kersen daardoor vroeg en sterk uit en vormen beter en sterker ontwikkelde kronen dan die van de winterenting. De beste resultaten krijg je met spleet- en plakenting. Het is bekend dat kersenenten het moeilijkst van allemaal vers te houden zijn. Met zomerenten kan je dit probleem perfect vermijden, want er is geen bewaring nodig. Het enthout zelf kan in augustus- september onmiddellijk voor het enten van de boom worden gesneden, ontbladerd en in een vochtige doek gehouden worden tot het enten daadwerkelijk plaats vind.
Spleetenten Uitleg over de entmethode Spleetenten kunt u vinden bij: Boomgaardenstichting NPV-Pomopost
|