In de natuur komen leibomen niet voor. Het is een vorm die door de mens wordt toegepast. Leibomen worden als normale boom zodanig geleid dat een leivorm ontstaat. Er ontstaat zo een ideale vorm voor de beste groeimogelijkheden doordat de takken vrij ruim uit elkaar geleid worden kunnen zonlicht en warmte goed bij het fruit komen. Leifruit wordt vaak op een zwakgroeiende onderstam opgekweekt omdat dit minder scheutvorming en voldoende vruchtknoppen geeft. Anders ontstaan er teveel scheuten zonder vruchtkoppen doordat je regelmatig moet terugsnoeien naar de gewenste leivorm.
Een fruithaag wordt op een smalle strook grond aangeplant en zal bestaan uit een rij vrijstaande laagstam fruitbomen op korte afstand van elkaar. Een fruithaag is eigenlijk niets anders dan een rij laagstam fruitbomen die geleidt worden langs draden gespannen tussen palen. Hiervoor komen vooral appel en peer in aanmerking maar pruim en kers zijn hiervoor ook goed toe te passen. Een fruithaag kan als perceelsscheiding dienen of als een soort scherm tussen tuinonderdelen of tuinkamers, om muren e.d. te verbergen. Het is mogelijk om een grote verscheidenheid voort te brengen naar: soorten, smaak, gebruik en pluktijdstip. De naam Muurfruit is een populaire benaming voor geleide fruitbomen of te wel leifruit.
Er zijn 4 hoofdsoorten van fruithagen namelijk: a) Een haag van dichtbij elkaar geplaatste enkelvoudige snoeren (horizontale gesteltakken) b) Een haag, van dichtbij elkaar geplaatste spilbomen op een plantafstand van 2m c) Een hoge haag (circa 210 cm) van bredere leibomen (breedte van 200 tot 900 cm) d) Een lage haag (circa 150 cm) van bredere leibomen (breedte van 200 tot 900 cm)
De fruithaag, van spilbomen, worden als haag opgekweekt en hebben een zwak groeiende onderstam, wortelen breed maar niet diep. Bij langdurige droogte dient men te sproeien en de boom spiegel over de volle breedte (van 1m) gras en onkruid vrij houden. De bomen worden niet zo oud: maximaal 25 jaar.
Bij het opkweken van een fruithaag krijgt de boom een trapsgewijze ordening van hoofd- en zijtakken. De hoofdtakken bouwen het raamwerk van de boom op, het zijn de gesteltakken. De gesteltakken zijn klein in aantal en bij de streng doorgevoerde snoei steeds geometrisch ten opzichte van elkaar geplaatst. Zo wordt immers de sapstroom gelijk verdeeld over de linker- en rechterhelft van de boom. De gesteltakken voeren de sapstroom aan naar de zijtakken die ze als onnatuurlijk kleine twijgjes dragen. Het verschil in takdikte tussen gesteltak en twijgje is groot en hierin ligt het geheim van het succes van de gesnoeide boom. De kleine twijgjes zijn van een type dat van nature alleen aan het einde van een vrij groeiende tak, dus aan de rand van de boomkroon, voor zou komen. Alleen dergelijke eindtwijgjes dragen bij vrij groeiende bomen bloesem en vrucht. Daarom worden ze vruchttwijgjes of vruchthout genoemd. De snoei brengt het vruchthout direct op de gesteltakken, de takken die normaal gesproken de kroon dragen. De vrij groeiende takken tussen gestel en vruchthout worden in deze snoeimethode overgeslagen. De groeikracht van de gesteltakken komt op die manier direct achter het vruchthout te zitten. Krachtig en gezond gaat het vruchthout doen waar het voor bestemd is: het geeft veel bloesem en grote vruchten, groter dan aan een vrijgroeiende tak. Zo kan aan relatief kleine, compacte leiboom veel fruit van betere kwaliteit worden geteeld.
Perenmuur met gesteltakken om de 30 cm Pruimenwaaier met gesteltakken om de 30 cm Breed 200 cm, Hoog 210 cm Breed 200 cm, Hoog 210 cm
Bron: Mijn dank gaat uit naar Ton Sandig voor het beschikbaar stellen van de door hem gemaakte tekeningen en de foto die gebruikt zijn in dit artikel. Ton Sandig: www.snoeicursus.nl
Geschiedenis Het leifruit is vooral ontstaan in noordwest Europa. Met het simpelweg tegen een muur aan planten van Ooft- of Fruyt-boomen is het eigenlijk begonnen. Dicht tegen een muur rijpt het fruit beter, een gevolg van de in de muur vastgehouden zonnewarmte, die vooral 's nachts geleidelijk vrijkomt. Er wordt verondersteld dat het koudere klimaat in de zeventiende en achttiende eeuw met de bijbehorende lagere gemiddelde temperaturen van de toen heersende 'kleine ijstijd' de ontwikkeling van leifruit bespoedigd hebben. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw was er vooral in Frankrijk een snel groeiende en levendige belangstelling voor leifruit. Met het werk van de fransman: Jean de La Quintinye aan het hof van Versailles rond 1680 kreeg in heel Europa het telen van fruit in lei- en vormbomen een vorstelijk allure. Leivormen van appels en peren werden in hagen langs de sierbedden geplant. Ook van de Nederlandse schrijver Johann Hermann Knoop, vinden we in de loop van de achttiende eeuw een eigen variant van de classicistische tuinkunst die aansloot bij de Nederlandse smaak. Vooral in Nederland werden siermuren waar leibomen tegenaan gekweekt waren, een ware rage.
Alleen in Frankrijk werd rond de overgang naar de negentiende eeuw doorgewerkt aan de verbetering van bestaande snoeimethodes. Hier werd de basis gelegd voor de 'beredeneerde snoei' een begrip dat in de loop van de negentiende eeuw in heel noordwest Europa steeds meer ingang kreeg. De beredeneerde snoei is, kort gezegd, erop gericht een boom niet vrij te laten groeien en vervolgens te snoeien, maar van jongs af aan elke tak met een voorbestemde functie op te kweken. Al redenerend bouwde men, jaar in jaar uit, een in vorm geleid frame van hoofdtakken, de zogenaamde gesteltakken op. Hierop werd het bloesemhout en dus het vruchthout opgekweekt, dat ieder jaar weer door snoeitechniek werd vernieuwd. Zo kon er jaarlijks, door te snoeien, al aan de oogst van het volgend jaar gewerkt worden. Het beredeneren van de snoei bracht systematiek in het snoeiwerk, waarmee de leivormen logischer en efficiënter opgebouwd, en de oogsten aanzienlijk vergroot en in kwaliteit verbeterd werden.
De leiboom vroeg van de tuinlieden een intelligente snoei, die alleen weggelegd was voor hen die hierin geschoold waren. Na de staatkundige scheiding van Nederland in 1830 bleef België de Franse ontwikkelingen in snoeitechniek en pomologie op de voet volgen, in tegenstelling tot de Nederlanden. Vanaf 1865, het jaar waarin de Vlamingen J.I. de Beucker en H.J. van Hulle bij een tuinbouwkundige tentoonstelling in Amsterdam het Nederlandse publiek toespraken, ontwikkelde zich in Vlaanderen een milde missiedrang om de zegeningen van de beredeneerde snoeiwijze naar het noorden te verbreiden. Dit was niet zonder succes: de Hollander kwam tot inkeer. Met Hollanders als sleutelpersonen ontwikkelden zich in Nederland regionale centra van leifruitcultuur. Boomkwekers in Boskoop en, meer nog, de kweker Galesloot in Amsterdam ontpopten zich als actieve beijveraars voor de leiboom. In Heemstede en later ook in Dalfsen kwamen beroemde leifruittuinen tot stand. Aan het begin van de twintigste eeuw werd het kweken van fruit in de tuin een bijzaak, het leifruit werd er een zeldzaamheid. Toch kon de produktiefruitteelt met leibomen op een fruitakker, nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw rendabel zijn. Daarna was dat spoedig afgelopen.
De voordelen van een fruithaag 1. Er is weinig plaats nodig: een strook grond van één meter breed volstaat. De lengte is onbeperkt 2. Verschillende stroken kunnen naast elkaar aangeplant worden met een minimum tussenruimte van drie meter. 3. Er kunnen meerdere soorten op een kleine oppervlakte. Komt de bestuiving ten goede en je kunt over een langere periode oogsten. 4. Fruithaag is makkelijk in onderhoud. Plukken, snoeien kan zonder gebruik van een ladder. Bomen worden niet hoger dan 2.1m, breder dan 0,75m 5. Een plantafstand van 2 tot 2.5 m is voldoende. De totale taklengte wordt dan 2x 1m of 2x1.25m 6. De hoogte, lengte en breedte kunnen we zelf in de hand houden. 7. Door bomen te planten op een zwakgroeiende onderstam zal er al snel fruit aan komen, na 2 jaar, en geven de bomen grote opbrengsten. 8. Een fruithaag is op alle grondsoorten mogelijk. Als de grond wat minder is, hoef je maar op een klein oppervlak aan grondverbetering te doen. 9. Bij een fruithaag ontwikkelen de takken zich maar naar twee kanten. 10. De open structuur is goed voor de vorming van bloesem. 11. De vruchten krijgen heel veel zon en kleuren voortreffelijk. 12. Een fruithaag vermindert de kans op ziekten en plagen. 13. Oude waardevolle fruitrassen kunnen eenvoudig worden behouden.
De nadelen van een fruithaag 1. Doordat verschillende rassen naast elkaar staan vertoont de haag geen mooi geschoren geheel. 2. Er is variatie in: groeikracht, bloesemtijdstip, pluk, blad en bladval 3. Een massale opbrengst zoals bij hoogstam fruitbomen mag je niet verwachten.
Plantmateriaal (aan te schaffen fruitboom) Zowel voor appel als voor peer vormt de onderstam het belangrijkste element van de boom. Die onderstam dient aangepast aan de grondsoort en de groeikracht van de appel- of perensoort. Voor laagstam fruitbomen worden traag groeiende onderstammen gebruikt waarbij de ent 5 a 10cm boven de grond zit. Voor hoogstam fruitbomen worden snel groeiende onderstammen gebruikt met over het algemeen de ent op circa 200 cm boven de grond. Vaak wordt voor hoogstam ook een dubbele ent toegepast. Een laag bij de grond en een op ongeveer twee meter boven de grond.
Voor de fruithaag zit de ent dus zo laag mogelijk in elk geval lager dan 30 cm. Je schaft een laagstam fruitboom aan waar al, bij voorkeur, twee laag geplaatste gesteltakken aanwezig zijn. In dit artikel gaan wij uit van 30 cm van de grond maar 50 cm is ook mogelijk. Hiermee vorm je de onderste leggers, een tak naar links en een tak naar rechts en een tak, de harttak, omhoog. Op deze werkwijze krijg je echte hagen (muren) van fruit vanaf 30 cm (of 50 cm) van de grond.
De fruitbomen moeten wel op een juiste zwakgroeiende onderstam staan voor betreffende grondsoort. Plant soort bij soort. Wij beginnen met pruim, dan appel vervolgens peer en als laatste de kers.
Verschillen tussen appel en peer Appel: - De appel verlangt volle wind. - Het hout van appel is stugger en moeilijker in de gewenste leivorm te kweken.
Peren: - Peren reageren ongunstiger op slecht doorlatende grond. - De peer heeft minder last van slechte weersomstandigheden - De peer heeft meer zon nodig om op smaak en aroma te komen - De peer heeft minder last van bladluizen en andere plagen en ziekten
Onderstaand de meest toegepaste onderstammen bij laagstam fruitbomen met tussen haakjes de groeikracht van onderstam. We zijn er van uitgegaan dat een zaailing een groeikracht heeft van 100%
Appel |
|
|
M27 |
(30%) |
Zeer zwakke groei, geschikt voor zeer vruchtbare gronden (leem en zandleem, klei). Goed voor sterkgroeiende rassen. |
M 9 |
(40%) |
Verlangt een leem- of kleibodem, maakt weinig wortels, is droogtegevoelig, vraagt een blijvende steunpaal. Geeft snel en dik fruit. |
M26 |
(50%) |
Sterker dan M9, goed voor zandgronden, windbestendig door groter wortelstelsel. Ideaal voor fruithagen. |
MM106 |
(70%) |
Vraagt een grotere plantafstand tenzij op zeer slechte gronden. Eerder geschikt voor halfstam, gevoelig voor stambasisrot |
Peer |
|
|
Kwee C |
(50%) |
Vrij zwakke groei, zeer vlug vruchtbaar, veel rassen kunnen er rechtstreeks op geënt worden. |
Kwee Adams |
(55%) |
Geschikt voor minder goede gronden, goed voor zwakke groeiers |
Pyro Dwarf |
(55%) |
|
Kwee A |
(60%) |
Geschikt voor de meeste gronden, sterk maar later vruchtbaarbest: kwee A met tussenstam (Le Curé of Bré Hardy) |
Kwee BA29 |
(70%) |
|
Kers |
|
|
Gisela 4 |
(40%) |
|
Weiroot 158
|
(50%)
|
|
Gisela 5 |
(50%) |
|
Colt |
(80%) |
|
Appelbomen die geschikt zijn voor een fruithaag |
Alkmene |
Ananasreinette |
Beauty of Bath |
Benoni |
Bloemeezoet |
Brabantse Bellefleur |
Bramley's Seedling |
Canada Gris |
Carlocsky Citroenappel |
Cox |
Court-Pendu |
Dantziger Kantapfel |
Discovery |
Drentsche Bellefleur |
Dubbele Rode Bellefleur |
Dulmen Rose |
Ecolette |
Eisdener Klumpke |
Finkenwerder Prinz |
Geheimrat Dr Oldenburg |
Gestreifte Winterrenette |
Glockenapfel |
Glorie van Holland |
Golden Pearmain |
Gravensteiner |
Groninger Kroon |
Gr Reinische Winterramb |
Hollandse Bellefleur |
Ingrid Marie |
Jacob dirk |
Jacob Fisher |
Jacques Lebel |
James grieve Rood |
Jonagold |
Jos Musch |
Kaiser Wilhelm |
Keswick Codlin |
Laxton Suberba |
Lemoen |
Lombarts Calville |
Luntersche Pippeling |
Notarisappel |
Ontario |
Pinova |
Princesse Noble |
Prinz Alb. von Preussen |
Reine des Reinettes |
Reinette de Blenheim |
Roter Berlepsch |
Rode Boskoop |
Rode Dijkmanszoet |
Rode Jonathan |
Rode pippeling |
Roter Berlepsch |
Rubinola |
Santana |
Schone van Boskoop |
Schöner von Herrnhut |
Schöner von Nordhausen |
Sterappel |
Topaz |
Transparent Jaune |
Veendammer glorie |
Wieneker |
Winterbanaan |
Zigeunerin |
Zoete ermgaard |
Zoete Oranje |
Zomerrood |
Zuccalmagliorenette |
|
|
Perenbomen die geschikt zijn voor een fruithaag |
Ananas de Courtrai |
Bergamotte Esperen |
Beurré Alexandre Lucas |
Beurré Hardy |
Bonne Louise d'Avranches |
Charneux |
Clapp's Favourite |
Comtesse de Paris |
Concorde |
Conference |
Comtesse de Paris |
Dirkjespeer |
Doyenné du Comice |
Gieser Wildeman |
Heerepeer |
Jut |
Keutelpeer |
Kruidenierspeer |
Le Lectier |
Lecipond (Legipont) |
Noordholl. Suikerpeer |
Nashipeer |
Oranjepeer |
Pastoorpeer |
Pondspeer |
Provisiepeer |
Ruhe von trevou |
Saint Rémy |
Spiegelpeer |
Supertrevoux |
Triomphe de Vienne |
Winterjan |
Williams Bon Chrétien |
Winterrietpeer |
Zoete Brederode |
|
Pruimenbomen die geschikt zijn voor een fruithaag |
Anne Späth |
Belspruim |
Belle de Thuin |
Bleue de Belgique |
Czar |
Dubbele Boerenwitte |
Early Laxton |
Hauszwetsche |
Jefferson |
Mirabelle de Nancy |
Monsieur Hätif |
Ontario |
Opal |
Prune de Prince |
Reine Claude d'Althan |
Reine Claude Conducta |
Reine Claude d'Oullins |
Reine Claude van Schouwen |
Reine Claude Verte |
Rode abrikozepruim |
(Königin) Victoria |
Valor |
Varkenspruim |
Voyageur |
Wagenheim Freu Zwetsche |
|
|
|
|
|
Kersenbomen die geschikt zijn voor een fruithaag |
Bigarreau Burlat |
Bigarreau Napoléon |
Dönische. Gelbe Knorpelkirsche |
Early Rivers |
Gr. Späte Schw. Knorpe |
Hedelf. Riesenkirsche |
Johanna |
Karina |
Karneol |
Kelleriis 16 (Morellenfeuer) |
Kordia |
Lapins |
Meikers |
Merton Premier |
(Reinische Schatten) Morel |
Regina |
Sam |
Safir |
Stella |
Summit |
Sunburst |
Sylvia |
Udense Spaanse |
Varikse Zwarte |
Van |
|
|
|
|
|
Grondbewerking Het humusgehalte bepaalt de vruchtbaarheid van de grond. De grond behoort minimaal 70cm diep goed doorwortelbaar te zijn en een humusgehalte van 4% te bezitten. Maak daarvoor een strook grond, één meter breed, vrij van gras en onkruid en bepaal de lengte zelf afhankelijk van het aantal boompjes. Spit de grond zo diep mogelijk, liefst in de zomer als de aanplant voor het najaar gepland is. Eventueel een groenbemester zaaien. Zorg voor voldoende afwatering: desnoods links en rechts van de strook een greppel graven en de grond over de strook verspreiden zodat een verhoogd plantbed ontstaat. Vooral in de winter zijn natte voeten schadelijk voor fruitgewassen. Wortels die langere tijd onder water staan sterven af. Nooit verse stalmest gebruiken vlak voor het planten. Indien een harde laag in de ondergrond op minder dan 60cm aanwezig is moet deze doorbroken of uitgegraven worden.
Droge grond geef je veel compost ( een kruiwagen vol liefst zelf gemaakt), 1 kilo kleimeel (bentoniet) of terra cottem. Dit houdt het water vast en zorgt voor een goede bodemstructuur. Bentoniet kun je ook kopen als kattenbakvulling van het merk: Kittyfriend Ultra. Ook kun je er 50 gram Bloedmeel en 50 gram Beendermeel aan toevoegen. Aan zanderige gronden voegt men meestal zeewier of magnesiumkalk toe omdat dit soort gronden meestal te zuur zijn. Meer over bemesting zie artikel “Bemesting”
Bij herbeplanting dient de grond verbetert te worden tot op een diepte van minimaal 60 cm met een oppervlakte van 100 bij 100 cm. Verwijder ook alle wortel resten. Doe je dit niet dan zullen de resten bij het verteren zoveel zuurstof aan de bodem onttrekken dat de nieuwe aanplant zal sterven door gebrek aan zuurstof. Pas bij herbeplanting wel wisselteelt toe. Meer hier over zie artikel “Fruitbomen planten” en “Bemesting: artikel over wortelschimmels”
Bevestiging materialen Er dienen horizontale draden gespannen te worden waar langs men de gestel- vruchttakken horizontaal kan leiden. Aanbinden is ook nodig ivm. het zwakke wortelgestel. De palen zijn maximaal 2.2 m hoog en staan op een afstand van 11 m (5 bomen) van elkaar. Door de horizontale gesteltakken wordt een toename van vruchtknoppen gekregen. In dit artikel zijn wij uitgegaan van een afstand tussen de gesteltakken van 30 cm, maar 50 cm is ook mogelijk. Gaat men uit van 30 cm, dan dienen de draden gespannen te worden op een afstand van 30 cm en wordt in het onderstaande 30 cm aangehouden in plaats van 50 cm. 30cm 7 horizontale spandraden bij een totale hoogte van rond de 210 cm. 50cm 4 horizontale spandraden bij een totale hoogte van rond de 200 cm.
We nemen houtenpalen van 3 meter lengte en 10 cm doorsnee met een onderlinge afstand van ongeveer 10 meter. Of gegalvaniseerde steigerbuizen met een doorsnede van 42.4 mm en een wanddikte van 2.65mm. De palen gaan 70 tot 75 cm de grond in. De plantafstand tussen twee planten bedraagt ongeveer 2 meter. De eindpalen schoren we. Als draad gebruiken we een staalkabel PVC: 3cm dik en 1 cm pvc. De onderste draad op 30 cm boven de grond, de tweede draad op (2*30cm =) 60 cm, de volgende (3*30cm =) 180 cm enzovoort.
Een andere mogelijkheid is om de paal, waar om de 30 cm horizontale draden gespannen worden, onder een hoek te plaatsen en span deze scheve paal met een spandraad aan een vaste plek in de grond. Desnoods een stalen spiraal paal met oog die je de grond in kunt draaien.
De fruithaag wordt functioneel wanneer je de constructie voorziet van een dakje. Je kunt dan vrij eenvoudig de constructie van een vogelnet voorzien. Zie onderstaande afbeelding.
Planttijdstip We planten de bomen vanaf het moment dat het laatste blad van de boom is gevallen tot het begin van de lente. De beste tijd is midden november. De wortels beginnen na 21 december (de kortste dag van het jaar) weer te groeien bij een grondtemperatuur vanaf 6 graden. De bomen maken dan reeds wortelknobbels tijdens de zachte winterperioden en begint ook het wortelgestel zich te ontwikkelen wat een snelle hergroei in het jaar daarop bevordert. Tevens staan de bomen dan steviger vast. Een vroege hergroei geeft wel vaak langere nieuwe scheuten. In het voorjaar kan droog en schraal weer voorkomen wat de hergroei kan bemoeilijken als de bomen in het voorjaar geplant worden. Dit is een belangrijke reden om de bomen in november al te planten.
Het planten Indien de grond diep gespit wordt, moet het plantgat niet dieper en breder gegraven worden dan het wortelgestel. Let bij het planten erop dat de ent (de verdikking tussen de onderstam en de stam) boven de grond blijft. Anders gaat de boom boven de ent wortelen en wordt de groei van de boom te sterk. Het effect van een zwak wortelende basis is dan verdwenen. Sterk snoeien helpt dan ook niet meer. Bij het aanbrengen van de boom in het plantgat geen stalmest noch andere toevoegingen gebruiken. Goed schudden met de boom zodat de verkruimelde grond tussen de wortels glijdt. Vasttrappen, niet stampen, aan de voorzijde. In maart controleren of de boom niet gelicht werd door vorst of dieren. Even opnieuw aandrukken ! Na het planten de boomschijf afdekken met stalmest of houthaksel of ruwe compost tegen uit uitdrogen van de grond. De bedekking het hele jaar laten liggen. Mest tot enkele cm van de stam aanbrengen.
Het doel, na het planten, is om elk jaar de harttak te verlengen met minstens een verdieping hoger. De nieuw gegroeide takken worden opzij geleid. Dat worden dan later de vruchttakken met de vruchtspoortjes. Ben je op derde verdieping (spandraad op 90cm) aanbeland dan kun je op de onderste verdieping (spandraad op 30 cm) de vruchtspoortjes ontwikkelen enzovoort.
De opbouw van een fruithaag met gesteltakken staande om de 30 cm duurt ongeveer 8 jaar. Bij gesteltakken om de 50 cm duurt het ongeveer 5 jaar om de boom te vormen.
Snoei bij het planten Bij een tweejarige kroon, bij aanschaf meestal het geval, wordt de harttak of middentak behouden en verwijdert men eerst de concurrentie loten en andere sterke steil staande scheuten en alle scheuten die lager dan de eerste spandraad boven de grond staan. Beschikbare korte scheuten daarentegen blijven aan de stam en worden niet ingekort. Dan worden twee of vier goed verdeelde scheuten bijna horizontaal gebogen en aangebonden aan de horizontaal gespannen draden op 30 cm en of 60 cm.
De harttak wordt op ongeveer vijf tot zeven ogen (50 cm boven de ent of op 15 cm boven de laatste spandraad) teruggezet. Daardoor lopen de overblijvende ogen zeker uit. Dat wil zeggen langs de harttak ontstaan veel zijscheuten, respectievelijk vruchthout. Ook de bovenste oog van de harttak zal flink naar boven uitlopen en zal de verlenging worden voor de harttak.
In september zal het gesnoeide boompje flink doorgegroeid zijn en kan de harttak een hoogte van 90cm bereiken. De gesteltakken staan omhoog om te gebruiken voor verlengen.
.
.
|
Na het planten: februari |
Na het planten: najaar |
|
Drie bladknoppen worden geselecteerd |
De bladknoppen zijn uitgegroeid tot: |
|
1 voor omhoog, 1 voor links en voor rechts. |
een langere tak en twee gesteltakken. |
|
De overige bladkoppen worden weggesneden. |
De onderste verdieping is gereed. |
Direct na het planten en snoei.
Vormsnoei (tijdens opbouwfase) Appel en peer worden gesnoeid in de periode februari tot en met maart bij vorstvrij weer. De pruim en kers worden na de oogst gesnoeid. Liefruit snoei je zeker niet in november en december. Wacht daar zo lang mogelijk mee om invriezen van beurzen te voorkomen en zo mogelijk de kans op een Pseudomonas Syringae bacterie besmetting.
In de eerste jaren worden te steil staande scheuten langs de stam horizontaal gezet. Daardoor wordt bereikt dat de stam gelijkmatig met vruchttakken of vruchthout wordt bedekt. Deze horizontale scheuten blijven zoals ze zijn en worden niet ingekort. In het begin moeten deze zijscheuten steeds licht schuin naar boven gericht zijn, omdat ze anders tegenover de harttak qua groei in het nadeel zouden zijn. Pas in de loop van de zomer, respectievelijk de herfst, worden deze op de onderste draad gezet. Let er dus vooral op dat de jonge scheuten die ontstaan uit de eindknoppen van de zijtakken in de zomer steeds schuin naar boven groeien, omdat ze daardoor beduidend krachtiger worden. Een andere mogelijkheid is om de scheuten in een enigszins schuine hoek (45 graden) te brengen en die minstens een derde tot de helft op een naar buiten gericht oog terug te zetten. In dit geval ontwikkelt zich een geraamte van stevige vruchttakken. Terugsnoeien van deze takken zorgt voor vruchthout en geen kalende takken.
In het komende voorjaar (2e jaar na het planten) wordt weer alleen de harttak tot 50 cm boven de laatste gesteltak of op 15 cm boven de laatste spandraad teruggenomen, zodat de volgende zijtakken kunnen ontstaan. Zo ontwikkelt zich een vrijstaande fruithaag, waaruit alleen heel steil groeiende en te dicht op elkaar staande scheuten tot de aanzet worden verwijderd.
Schuin staande scheuten, die zich vormen op de stam tussen de zijtakken, moeten in de zomer horizontaal gebonden worden. Deze en vlakgaande scheuten, die zich aan de stam of aan de takken parallel aan het geraamte van de draad hebben ontwikkeld, worden niet gesnoeid. Daaruit ontstaat het vruchthout. Let er bij de opbouw van de haag verder op dat de zijtakken die verder naar onderen zitten steeds langer zijn dan de takken in de volgende etage.
In de volgende jaren moeten langs de stam nog meer vruchttakken ontstaan, losjes verspreid en zo langs de stam geschikt dat ze op de leemten tussen de daaronder aanwezige vruchttakken staan. Zijn de (horizontale) gesteltakken nog niet op lengte dan 1-jarig hout op 10cm laten staan. Daardoor krijg je de bloemknoppen. Deze terugsnoei vind plaats in het voorjaar. Bij leifruit nooit alles wegsnoeien. Zo geef je de tak weer de kans om nieuwe loten te vormen. Leifruit altijd terugsnoeien op een bloemknop. Bij het snoeien van deze scheuten op naar buiten gerichte knoppen wordt gestreefd naar een haagvorm. De boom wordt opgebouwd met alleen een stam en diverse vruchttakken. Per meter stamlengte kunnen vijf tot zeven van dergelijke vruchttakken blijven zitten, waaraan zich net als langs de stam, kort vruchthout ontwikkelt. Laat de gesteltakken tot de gewenste lengte groeien en kort ze dan in. Nu kun je ook de buitenste horizontale takken vormen. Zorg ervoor dat de fruithaag niet breder wordt dan 75 cm tot 100 cm.
Gesteltakken die horizontaal geplant zijn, maar te kort zijn en niet meer verder groeien, kun je vroeg in het voorjaar omhoog buigen. De reactie van de boom hierop is dat de groeispurt weer gestart wordt. Is de gewenste lengte bereikt, dan buig je de betreffende gesteltak weer naar beneden en bevestig je de tak op de juiste plaats aan de horizontale gespannen spandraden. Doe dit verbuigen naar boven of naar beneden met beleid. Als de tak te dik is geworden bestaat de kans dat deze bij het verbuigen afbreekt en kun je weer helemaal opnieuw beginnen. Het is mogelijk om voor het verbuigen de betreffende tak te omwinden met draad, om de spanning te verdelen over de gehele tak, waardoor de breukkans afneemt. Is de tak dan toch helemaal afgebroken dan is herstel niet meer mogelijk. Is de tak zodanig afgebroken dat er nog een verbinding is met de harttak (de stam) dan is herstel nog wel mogelijk. Smeer de breuk in met een wondbalsem middel en ga de tak spalken. Als je dan geluk hebt is na enkele maanden de breuk hersteld. Dit spalken dient zo snel mogelijk te gebeuren. De wond dient nog vochtig te zijn en mag niet zijn ingedroogd, want dan is herstel niet meer mogelijk.
.
.
|
1e jaar na het planten: februari |
1e jaar na het planten: februari |
|
De gegroeide harttak wordt opnieuw teruggesnoeid |
Drie bladknoppen worden weer geselecteerd: |
|
Start van de opbouw van de tweede verdieping. |
1 voor omhoog, 1 voor links en 1 voor rechts. |
|
|
De overige bladkoppen worden weggesneden. |
1e jaar na het planten: najaar De bladknoppen zijn uitgegroeid tot: een langere tak en twee gesteltakken. De tweede verdieping is gereed.
.
.
|
2e jaar na het planten: februari |
2e jaar na het planten: februari |
|
De gegroeide harttak wordt opnieuw teruggesnoeid |
Drie bladknoppen worden weer geselecteerd: |
|
Start van de opbouw van de derde verdieping. |
1 voor omhoog, 1 voor links en 1 voor rechts. |
|
|
De overige bladkoppen worden weggesneden. |
Het 2e jaar na het planten zijn in het najaar de bladknoppen weer uitgegroeid tot een langere tak en twee gesteltakken. De derde verdieping is nu ook gereed. Het voorgaande zal zich herhalen totdat de bovenste verdieping is bereikt.
Onderhoudssnoei Zodra de fruithaag de gewenste hoogte bereikt heeft, wordt de harttak op de bovenste spandraad afgebogen of ingekort. Loodrechte scheuten die op natuurlijke wijze ontstaan aan de bovenkant van de naar beneden gebogen harttak, worden verwijderd.
Algemeen geldt: Zorg overal voor licht in de boom, ook onderaan. Af en toe durven terugkomen op nieuw gevormd hout om zo de boom te verjongen. Dus steeds zo snoeien dat er groei in de boom blijft. Voor de fruithaag zijn er eigenlijk drie simpele snoei-ingrepen per jaar. 1. Scheutdunning in mei (appel, peer) en juli (pruim, kers) 2. Nijpen in juni tot augustus 3. Snoeien in februari.
Liefruit snoei je zeker niet in november en december. Wacht daar zo lang mogelijk mee om invriezen van beurzen te voorkomen en zo mogelijk de kans op een Pseudomonas Syringae bacterie besmetting.
Het snoeiwerk beperkt zich in de volgende jaren voornamelijk tot een lichte verjonging. De afgedragen scheuten, die meestal in gebogen vorm afhangen, worden naar de jonge scheuten gebogen. Ook het vruchthout dat ouder is dan drie jaar, wordt verwijderd, omdat anders de rijkdragende boom al snel uitgeput zou raken. Concurrerende scheuten worden in mei verwijderd voor de appel en peer en in juli voor de pruim en kers. Vanaf het vijfde, zesde jaar worden de vruchttakken op gunstig geplaatste jonge scheuten teruggezet, respectievelijk worden de toppen van de vruchttakken wat ingekort. Daardoor worden nieuwe scheuten gestimuleerd en wordt een snelle uitputting voorkomen. Let erop dat de onderste vruchttakken langer zijn dan de bovenste, want dan zijn namelijk alle delen optimaal belicht. Bij peren is het belangrijk dat het tweejarig hout, bezet met gemengde knoppen, boven een knop doorgeknipt wordt. Er blijven op zo`n spoortje een aantal sterke knoppen zitten, welke mooie dikke peren kunnen geven.
Terug snoeien op gemengde knop
In de zomer worden de jonge uitlopers ingekort. De vruchttakken moeten gelijkmatig om de middelste scheut of de stam staan en steeds met de benodigde tussenruimte, zodat ze elkaar niet overschaduwen. Bovendien moet langs de stam en de vruchttakken hier en daar kort en langer vruchthout staan. Bij jonge bomen kunnen zijscheuten tussen mei en juni nog omgebogen worden. Het ombuigen is allen met takken mogelijk die zich 10 tot 20 cm van de top bevinden en is alleen mogelijk met takken die nog niet verhout zijn.
Door de groeipunt van jonge uitlopers te nijpen (met duim en wijsvinger platdrukken, topje eruit te knijpen) wordt een nieuwe scheut als het ware gesnoeid. Dit geeft gemengde knopvorming op het resterend takje. Trouwens: Hoe meer bloemknoppen hoe minder groei. Laten wij deze scheuten doorgroeien dan zullen dat meestal waterloten worden. Voor de appel en peer voer je deze handeling om de 10 dagen uit, als jonge takken 5 tot 8 blaadjes hebben, in juni na de langste dag tot en met midden augustus. Vruchtdunning zal ook in deze periode plaatsvinden voor de appel en peer. Voor pruim en kers voer je deze handeling uit in mei tot en met juni voorbij het 6e blaadje. In juli kun je jonge scheuten verder nijpen voorbij het 3e blaadje. Tijdens de wintersnoei kun je de scheutjes terugzetten op een gemengde knop.
Het ontwikkeling van vruchtsporen (Spoortjessnoei) wordt in het artikel Snoeitechnieken hoofdstuk “Ontwikkeling van vruchtsporen in vier jaar tijd” beschreven.
Fruithaag peer. Achterveld. Foto: Ton Sandig
|
Fruithaag appel en peer. Steinfurt. Foto Erwin Lankheet |
Verjongen Het vruchthout wordt verjongd door vruchttakken stevig terug te snoeien tot in het oude hout. Dat wil zeggen dat ze op scheuten worden teruggezet die zich dichter bij de stam bevinden, en dat het vruchthout wordt verjongd.
Wanneer een oudere tak geen vrucht meer draagt of de tak zit in de weg of is beschadigd, wordt de tak in het najaar weggesnoeid. Dit kun je op twee manieren doen: Snoei je terug tot op de stam dan komen op die plek geen slapende bladknoppen tot ontwikkeling. Snoei je de tak terug tot op 5 cm vanaf de stam, dan zal op dit stompje zich in de oksels bladknoppen ontwikkelen waaruit weer een nieuwe tak groeit waarop je de spoortjessnoei kan toepassen. Na twee jaar krijg je dan weer fruit.
Door middel van dwarssnedes is het ook mogelijk om verjonging uit te voeren. Dwarssnedes wordt uitvoerig besproken in het artikel “Aanzetten van zijscheuten”
Bemesting Het bodemleven is zeer belangrijk voor de fruitbomen. Door het regelmatig afsterven van bodemorganismen komt een varieert aanbod van opneembare stoffen vrij die door de haarwortels direct opneembaar zijn, waardoor in hoge mate weerstand tegen ziekten en plagen wordt opgebouwd. Regenwormen maken een kanalenstelsel tot wel een meter diep waardoor overtollig water vrij snel kan worden afgevoerd. Het voedsel voor het bodemleven bestaat uit organische stof en wordt in goede conditie gehouden door jaarlijks 2 a 4 kg organische mest of compost per vierkante meter aan te brengen.
Bij een fruithaag staan de fruitbomen op een zwakgroeiende onderstam. Zwakgroeiende onderstammen vragen in de regel meer zorg. Hoe zwakker de groei van de onderstam hoe hoger de eisen aan de grond. Na het mulchen van de grond kun je als bemesting aanbrengen: stalmest,compost, houthaksel, gras of gazonmaaisel. In het voorjaar kunnen vlinderbloemige planten, in het najaar kruisbloemigen als groenbemesting dienen. Naast de strook grond wordt het aangeraden om een strook gras of klaver aan te leggen voor de vorming van stikstof. Ook kun je er een bloemenstrook aanbrengen voor het lokken van insecten. Hierbij dient u in acht te nemen dat bij voldoende groei en bloemvorming niet of nauwelijks hoeft te worden bij gemest. Meer over bemesting kunt u vinden in het artikel "bemesting"
Water Bij droogte dien je eenmaal per week water te geven, vooral de eerste jaren. Een grote bloempot naast de boom ingraven en regelmatig vullen behoort tot de mogelijkheden. Met betrekking tot het water geven is het ook mogelijk om een leiding met mini-sprinklers aan te leggen. Deze kun je bevestigen aan de onderste spandraad en altijd laten zitten. Regelmatig water geven met deze mini-sprinklers, bij de toegepaste bomen op zwakke onderstam voor de fruithaag, werkt het beste en makkelijkst. Het toepassen van druppelslangen (bovengronds of ondergronds) behoort ook tot de mogelijkheden. De druppelslangen zorgen ervoor dat de fruitbomen in de fruithaag met regelmaat hun water en eventuele meststoffen tot zich krijgen.
Tijdens de bloei is het noodzakelijk dat de fruitbomen in de fruithaag over voldoende vocht beschikken. Bij droogte is 20l per boom voldoende. Een evenwichtige vochthuishouding gedurende het verdere seizoen voorkomt onnodige problemen zoals te kleine vruchten, hergroei en zwakke knopzetting tijdens de zomer. Het afdekken van de boomspiegel met compost heeft als voordeel dat de bodem minder snel uitdroogt en er minder temperatuurschommelingen optreden.
Het grondwaterpeil mag maximaal 50cm onder het maaiveld liggen anders treden er problemen op. Een grondwaterstand van 70cm of lager is ideaal. Onderzoek heeft uitgewezen dat boomwortels nooit dieper wortelen dan de waterstand van omstreeks begin april. Doordat de bomen in de wintermaanden in rust zijn is een periodieke hoge grondwaterstand tijdens deze periode niet schadelijk. De schade treed pas op als de knoppen en wortels gaan werken en de waterstand hoog is. De problemen die op kunnen treden zijn: Vruchtboomkanker, onregelmatige groei, geel worden van het blad, verdorren en voortijdige bladval. Deze verschijnselen kunnen ook optreden bij harde ondoordringbare grondlagen.
En verder Let na het aanplanten op aanvallen van woelmuizen ! Deze kleine rovertjes zijn dol op de jonge wortels van de pas aangeplante fruitbomen. Eventueel een woelmuiskorf gebruiken. Ook dien je de bast van de jonge aanplant en de onderste gesteltakken te beschermen tegen wildvraat door voornamelijk hazen en konijnen.
Omdat het wortelgestel van jonge aanplant klein en zwak is, moet een stuk grond van circa 50cm aan alle zijden van de leiboom onbegroeid worden gehouden De stroken grond waarin de fruithaag is aangebracht dien je trouwens constant vrij te houden van onkruiden. Hierdoor hebben ratten en muizen minder schuilgelegenheid en zijn ze beter zichtbaar voor natuurlijke vijanden. Een schone zwartstrook vermindert daarnaast het risico op nachtvorstschade in het voorjaar.
Indien toegepast: loop in het najaar en voorjaar de mini-sprinklers en eventueel de druppelslangen na. Hangen ze nog op hun plek en zijn ze niet verstopt.
Een vroegtijdige bodembewerking geeft snelle hergroei maar meer kans op nachtvorstschade aan de bloesem.
Eventueel kun je de stammen witkalken als de bomen enkele jaren oud zijn tegen het bevriezen van de sapstroom.
Plaats nestkastjes voor mezen, bloempotten met stro voor oorwormen en breng insectenboeken aan tussen de bomen.
Een goed boek over Fruithagen is het boek “De teelt van Leifruitbomen” van Jan Freriks. Helaas kun je nog moeilijk aan dit boek komen. Waarschijnlijk alleen nog bij de stichting Arcadie.
Hoe wij de fruithaag hebben aangelegd en wat er allemaal bij komt kijken zoals de planten, werkzaamheden, materialen en onderhoud kunt hier vinden.
Enkele goede boeken over Leifruitbomen snoeien zijn:
De teelt van Leifruitbomen uit 1997 |
J.M. Freriks |
Uitgever Stichting tot Behoud van P. H. B.
|
ISBN-90-803917-1-9 |
Leifruit voor beginners uit 2014
|
J.M. Freriks |
Uitgever Scriptio
|
ISBN-90-877302-1-7 |
Fruithaag in het jaar:
2014
2015
|